Filosofie vak

Ik heb laatst een algemeen aanvullend vak gevolgd bij Filosofie. “De technologische cultuur” Over wetenschap, maatschappij en de samenhang daar tussen. Misschien vraag je je af waar zoiets over gaat. En laat dat nu net een vraag van het huiswerktentamen zijn. Dus dit moest ik toch al intypen:

In de eerste colleges wordt het zogenaamde moderne/verlichte “standaardbeeld” van de wetenschap geschetst. Dat komt neer op het idee dat de wetenschap stukje bij beetje de natuur ontcijfert. Natuurlijk worden er daarin weleens fouten gemaakt. Maar door toetsing van andere wetenschappers worden die dan rechtgezet en zo komen we steeds verder.
In de 60-70 er jaren stonden er filosofen/sociologen op die het daar niet mee eens waren. Zij beargumenteerden dat alle wetenschappelijke kennis niet uit de natuur komt, maar door de wetenschappers is geconstrueerd. Nu zul je denken (dat dacht ik) dat die hippies er wraak voor willen nemen dat ze op de middelbare school de exacte vakken niet snapten. Jammer genoeg is dat niet helemaal waar. Ze zijn juist tot die theorie gekomen na het bestuderen van wetenschappers in hun natuurlijke habitat (het lab, congressen etc.). Dan blijkt dat er nogal een verschil zit tussen wat wetenschappers zeggen en denken dat ze doen en dat wat ze écht doen.

Deze theorie heeft verstrekkende consequenties: Het bestaan van een objectieve waarheid wordt bijvoorbeeld verworpen. Dat betekent trouwens niet dat alles even goed is om in te geloven. Maar wat waarheid dan wel is en of er niet toch een paar dingen zijn die los van beschrijvingen gewoon bestaan. (bijvoorbeeld een steen) Daar verschilt men over van mening.
Vervolgens wordt Bruno Latour behandeld. Hij betoogt dat niet alleen de wetenschappers maar ook de dingen die ze bestuderen, de wetenschappelijke kennis construeren. Anders zouden sociologen natuurlijk ook alle andere wetenschappen kunnen verklaren. De door hem ontwikkelde denkrichting heeft interessante gevolgen bij het bepalen van een standpunt over het raakvlak tussen politiek, technologie en maatschappij. Hij heeft het over een netwerk van actoren rond een technologie. Dit netwerk bestaat uit wetenschappers en hun technologie maar ook uit politici en burgers. Het al of niet succesvol zijn kan niet worden teruggebracht tot het falen of slagen van een van deze actoren. En als het succesvol is, dan heeft de wetenschapper de maatschappij (mede) veranderd en daarmee politiek bedreven, zij het met andere middelen dan in ze in den Haag gebruiken.
Hier kun je vervolgens op verschillende manieren mee om gaan. Wetenschappers dan maar kiezen lijkt niet zo handig. Maar misschien moeten we meer doen aan inspraakprocedures en van die brede maatschappelijke discussies organiseren, zoals bijvoorbeeld toen met Terlouw over kernenergie.
Of moeten we misschien, als we ons afvragen of een bepaalde techniek wel zon goed idee is, een concurerende techniek wat helpen, zodat de consument meer keuzemogelijkheid in bijvoorbeeld de supermarkt heeft, om zo de maatschappij te veranderen?